Geef cultureel erfgoed een nieuwe toekomst en steun BOEi! - Doe mee

Opgroeien bij de Dongecentrale

In 1919 werd aan de rivier de Donge in Geertruidenberg de Dongecentrale gebouwd. De bouw van de centrale was een initiatief van de Provinciale Noord-Brabantse Electriciteits Maatschappij (PNEM). De eerste elektriciteitscentrale van Noord-Brabant voorzag met een groot net aan hoogspanningsleidingen op die manier Brabantse bedrijven en woningen van elektriciteit. Naast de centrale werden zeven dienstwoningen gebouwd voor werknemers van de PNEM. Dit woningblok, het enige fysieke restant uit de eerste fase van de Dongecentrale wordt momenteel door BOEi gerestaureerd en herbestemd. Oud-bewoner Paul Hoes vertelt over zijn jeugd op het terrein van de Dongecentrale.

“Mijn vader, Jan Hoes, was al sinds 1954 in dienst bij de Energie Tilburg. In die jaren werd het grootste deel van de elektriciteitsproductie overgenomen door de vlakbij gelegen Amercentrale. Eind jaren 50 werd hij benoemd tot bedrijfsleider bij die Amercentrale. Deze benoeming bracht niet alleen prestige met zich mee, maar ook een huis in het rijtje dienstwoningen aan de Centraleweg in Geertruidenberg.” En zo kwam het dat in 1957 de familie Hoes een dienstwoning naast de Dongecentrale in Geertruidenberg betrok. Paul groeide hier op met zijn vader, moeder, twee oudere en één jongere broers.

De Dongecentrale, in die tijd slechts operationeel als opstart voor de Amercentrale, bood een heerlijk speelterrein voor de kinderen. Ondanks hun toch wel enigszins geïsoleerd positie ten opzichte van andere kinderen uit Geertruidenberg, brachten zij veel tijd met elkaar door.  “Achter het huis bevond zich een uitgestrekt speelveld met een grote zandbak,’ herinnert Paul. “Die had de PNEM voor ons geregeld. We speelden er veel met elkaar. Wanneer een bal weer eens achter het hek van de Dongecentrale verdween, moesten we naar de portier om deze terug te halen.”

In de kantoren waren typistes aan het werk. In magazijnen op het terrein lagen veel materialen opgeslagen. Hier wisten kinderen handig gebruik van te maken. “Een buurman, het hoofd van het magazijn, voorzag ons regelmatig van oud materiaal zoals kisten en planken voor het bouwen van hutten.”
Het veld achter hun huis was een privéterrein, ontoegankelijk voor anderen, waardoor ze sterk op elkaar waren aangewezen.

De kinderen die op het terrein van de Dongecentrale woonden, werden ook wel de ‘elitekinderen’ genoemd. Ze genoten zelfs van het privilege om met het volkswagenbusje van de chauffeur van de directeur naar school gebracht te worden. Al moesten ze wel lopend terug naar huis. dat was dan weer niet geregeld.

De dienstwoningen zelf boden een comfortabel onderkomen. Als het er te koud werd, volstond en belletje van moeder Hoes naar de PNEM om de verwarming op te schroeven. Volgens Paul belde zijn moeder om de twee jaar naar de PNEM wanneer zij uitgekeken was op het behang. “Zelfs voor tegels in de bijkeuken eiste ze vernieuwing. De PNEM kwam altijd aan haar wensen tegemoet.”
Het was een werkgever die zich bekommerde om het welzijn van zijn werknemers.

Terwijl de mannen buitenshuis werkten, kwamen de vrouwen uit de dienstwoningen regelmatig bij elkaar voor gezellige koffiemomenten.

Voor Paul was de zolder een onmetelijke ruimte, ideaal om te spelen. In de jaren zeventig stimuleerde de PNEM de werknemers om hun eigen huis te bouwen. Een oproep waar Jan Hoes gehoor aan gaf en zo verliet het gezin hun vertrouwde dienstwoning.

Meer lezen? In BN DeStem verscheen op 6 december 2023 een artikel over de start van de renovatie van de dienstwoningen en de belevenissen van Paul en zijn broers aldaar: artikel dienstwoningen Dongecentrale

Of lees nog een artikel door BOEi over de PNEM-woningen: Een PNEM woning, of niet | BOEi

Tekst: Jasmijn Bus
Foto’s: Privécollectie Paul Hoes