Geef cultureel erfgoed een nieuwe toekomst en steun BOEi! - Doe mee

BOEi Blog | Van graanbewerking tot waterwinning: Nederlandse industrieën deel 4

rechtenvrij_noordhollands archief hoogovens_NL-HlmNHA_Hrlm_23698.tjp.jpg

Terrein van de Koninklijke Nederlandse Hoogovens en Staalfabrieken. Foto: Noord-Hollands Archief / Kennemerland, NL-HlmNHA_54016044

 

BOEi Blog – door Kim Heuvelmans

 

In deze vierde blog over het Nederlandse Industrieën gaan we wederom kort langs een aantal industrieën die in de negentiende eeuw specialiseerden en mechaniseerden. Het landschap veranderde door de komst van nieuwe fabrieken enorm. BOEi is ooit in het leven geroepen om de restanten van deze verschillende industrieën te redden en een tweede leven te geven. Na ruim 25 jaar herbestemmen en restaureren zijn er gelukkig veel oude fabrieken, complexen of andere typische gebouwen behouden.

Grafische industrie

Onder de grafische industrie vallen drukkerijen, boekbinderijen en lettergieterijen. Voor 1850 concentreerden ze zich vooral in de grote steden. De vraag naar grafische producten (boeken, reproducties, drukwerk) steeg enorm in de tweede helft van de negentiende eeuw. Steeds meer mensen konden lezen en diverse schoolwetten die lager onderwijs verplichtten, zorgden voor een grotere vraag naar schoolboeken. Daarnaast was er meer  behoefte aan informatie (via kranten) en aan reclamedrukwerk. Bijkomend voordeel voor de industrie was de dalende papierprijs door goedkopere productiemethoden. Het aantal kleine drukkerijen in kleinere plaatsen nam hierdoor tegen het einde van de negentiende eeuw sterk toe. Concurrentie tussen de drukkerijen was groot. Ook in de loop van de 20e eeuw bleef de vraag naar drukwerk groeien, o.a. door de grote vraag naar tijdschriften.

Utrecht, drukkerij Lumax 3 (1999).jpg

Drukkerij Lumax in Utrecht 1999. Foto: Peter Nijhof

rechtenvrij_collectie Het Utrechts Archief 545.jpg

Interieur van drukkerij en uitgeverij Lumax (Ondiep 6) te Utrecht 1945-1947. Foto: 119203/ collectie Het Utrechts Archief

 

Graanbewerkings- en graanproducten industrie

De graanverwerkende industrie kwam op in de tweede helft van de negentiende eeuw. Tot die tijd werd graan hoofdzakelijk door boeren naar molens gebracht en daar vermalen door de molenaar.

Het graan uit de grote graanmarkten in het buitenland kwam na 1850 via Rotterdam (hiervoor uit Amsterdam) het land binnen. Dit ingevoerde graan nam in de loop van de negentiende en begin twintigste eeuw het inlandse graan zo goed als volledig over. Ondanks diverse maatregelen van de regering om de binnenlandse teelt te beschermen.

De industrie bestaat uit de volgende subbranches: de meel en broodfabricage, rijstpellerij, gort- en gruttenproductie, deegwarenproductie (beschuit, koek en pasta) en veevoer van de restproducten.

In de fabrieken werkten vooral meisjes en vrouwen. Ze maakten  lange dagen en werkten vaak ‘s nachts in de broodfabrieken. De fabrieken in de steden groeiden in de loop van de negentiende en begin twintigste eeuw steeds verder uit en gingen zich concentreren. Een voorbeeld hiervan is brood-, beschuit- en koekfabriek De Ruyter.

Wormerveer, rijstpellerij Mercurius 4 (1998) 001.jpg

Rijstpellerij Mercurius in Wormerveer 1988. Foto: Peter Nijhof

Leiden, meelfabriek de Sleutels 3 (1996)_p.nijhof.jpg

Meelfabriek de Sleutels in Leiden 1996. Foto: Peter Nijhof

 

Basismetaalindustrie

Vanaf 1750 werd in de Achterhoek ijzeroer verwerkt tot ruwijzer. Hier werd vervolgens met primitieve hoogovens gietijzer van gemaakt. De gietijzeren half- en eindproducten werden via de Oude IJssel verscheept naar Doesburg en van daar met grotere schepen vervoerd naar plaatsen in Nederland en Duitsland. Na 1890 maakten deze fabrieken zelf geen ruwijzer meer (dit was niet meer rendabel) en maakten zij gebruik van geïmporteerd ruwijzer. Veel ijzergieterijen groeiden uit tot machinefabrieken en constructiebedrijven en leverden allerlei soorten producten als stoommachines, pompen, lantaren, putdeksels en gashouders.

In 1918 werden de Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken in IJmuiden opgericht waar ruwijzer, staal, en plaat gemaakt werd. Als brandstof werd steenkool gebruikt uit de Limburgse Staatsmijnen. De halffabricaten uit IJmuiden werden in veel industrieën gebruikt en hebben zo direct bijgedragen aan de verdere industrialisatie van Nederland in de twintigste eeuw.

Vaassen, Vulcanus 1 (1998).jpg
IJzergieterij Vulcanus 1998. Foto: Ed Schulte

Ulft, DRU (juni 2005)_0.jpg

IJzergieterij DRU in Ulft 2005. Foto: Peter Nijhof.

kaart.jpg

Bron: J.C.A.Everwijn, Beschrijving van Handel en Nijverheid in Nederland, Historisch-Economische Atlas (Den Haag 1912)

Waterinning en distributie

Voor de komst van de drinkwaterleidingbedrijven waren mensen voor hun drinkwater aangewezen op waterputten, sloten, grachten of rivieren. In de tweede helft van de 19e eeuw groeide het besef dat het welzijn van de bevolking samenhing met de drinkwaterkwaliteit (zie voor meer over dit onderwerp de blog over hygiënisten https://www.boei.nl/mensen-vertellen/hygi%C3%ABnisten ) . Langzaam kwamen in steeds meer steden rioleringen en werd minder oppervlaktewater gedronken.  Er werden waterleidingbedrijven opgericht in Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland die schoon water uit de duinen naar de stad transporteerden. Zij gebruikte nieuw ontwikkelde technieken om het water in grote hoeveelheden te filteren en distribueren. Zo werden stoommachines gebruikt om pompinstallaties aan te drijven en werden bestaande houten buizen vervangen voor gietijzeren leidingen. De duinwaterleidingbedrijven gebruikten filters om het water te reinigen. De pompstations en zuiveringsinstallaties stonden meestal op afgelegen locaties. Daarom staan vooral de juist duidelijk zichtbare watertorens symbool voor de centrale drinkwatervoorziening, en niet de afgelegen complexen van de waterleidingbedrijven. Ziekenhuizen en instellingen hadden vaak een eigen drinkwatervoorziening en dus ook een eigen watertoren. Voorbeelden bij BOEi hiervan zijn de watertoren in Huize Vincentius en de watertoren in Castricum.

Katwijk, filtergebouw 4 (1994).jpg

Filtergebouw in Katwijk 1994. Foto: Ed Schulte.

Katwijk, watertoren.jpg

Watertoren in Katwijk 1994. Foto: Ed Schulte

 

Afvalwaterzuiveringsinrichtingen

Naast installaties voor het winnen en distribueren van water werden in de negentiende eeuw ook installaties ontwikkeld om afvalwater te zuiveren. Door onder andere groeiende industrieën was er steeds meer afvalwater dat het oppervlaktewater vervuilde. Sterke vervuilers waren bijvoorbeeld de aardappelmeel- en strokartonfabrieken in het noorden en de suikerindustrie in het westen. Maar ook linnenblekerijen, katoendrukkerijen, papierkaperijen, textielververijen, leerlooiers, zeepzieders en bierbrouwers zorgden voor vervuiling. Daarnaast was er door de komst van drinkwatervoorzieningen en rioleringen meer afvalwater waar iets mee gedaan moest worden. Er kwamen allerlei verschillende initiatieven voor het verwerken en reinigen van afvalwater. In 1920 ontstond het Rijksinstituut Zuivering Afvalwater om te zorgen voor een gestructureerde en efficiënte aanpak. Zij begeleidde de bouw van zuiveringsinrichtingen voor gemeenten, die tot eind jaren ‘60 van de vorige eeuw verantwoordelijk waren voor de waterzuivering in hun gebied.

Ede, riool (2005).jpg

Rioolzuivering in Ede 2005. Foto: Peter Nijhof

waterzuiveringsinstallatie 1981_rechtenvrij_NL-HaNA_2.24.01.05_0_931-2983.tjp.jpg

Nieuw waterzuiverings- en pompstation in aanbouw in het ijsselmeer tussen Enkhuizen en Andijk 1981. Foto: Marcel Antonisse, Fotocollectie Anefo, Nationaal Archief 2.24.01.05

Meer weten? Voor alle verschillende branches zijn rapporten geschreven door het Projectbureau Industrieel Erfgoed. Zie: https://www.industrieel-erfgoed.nl/publicaties/pie-rapporten

Bronnen:

Overbeek, M. Nederlands industrieel erfgoed in beeld, Zaltbommel 1998.