Geef cultureel erfgoed een nieuwe toekomst en steun BOEi! - Doe mee

Mia Nolet: ‘Ik geloof dat hij erg geliefd was’ - ENKA Ede

Eén van de grootste kunstzijdefabrieken in Europa, dat was de welbekende ENKA-fabriek in Ede. Van 1922 tot 2003, meer dan 81 jaar, was de fabriek een fenomeen in de stad. Voor dit artikel gingen we op zoek naar het verhaal van directeur Ing. H. Nolet. Zijn dochter Mia (99) vertelt over haar vader, die maar liefst 24 jaar de directeur van de fabriek was. Ook gingen we langs bij het nichtje van Mia, Wieke Nolet, met wie we terugblikken op die bijzondere periode met krantenartikelen uit die tijd.

We beginnen onze zoektocht in Amsterdam. Het is al donker buiten, als we op de deur van Wieke Nolet aankloppen. Met een warm kopje thee worden we hartelijk ontvangen. Wieke haalt een hele stapel oude krantenartikelen over Ing. Nolet en de ENKA-fabriek tevoorschijn. Eenmaal thuis lezen we met bewondering alles aandachtig door. Ook de bijzondere foto’s trekken onze aandacht. Het eerste artikel dat ik lees vertelt al veel over de fabriek. Zo staat in de Spindop, het personeelsmagazine van de ENKA-fabriek, van 1947 beschreven wat voor impact en status de fabriek had in die tijd.

De ENKA-fabriek was voor vele inwoners in Ede een bron van arbeid en welvaart. Duizenden werknemers liepen elke dag door de karakteristieke ingang van de fabriek, wat niet alleen voor de werkers zelf en hun gezinnen rijke vruchten afwierp, maar ook voor de gemeenschap. Wat hier klein begon, groeide uit tot een grote fabriek wat voor de AKU als voor Ede een sieraad is om trots op te zijn. 

De naam ENKA komt van de fonetische spelling van de letters N en K, afkorting van de Nederlandse Kunstzijdefabriek. In juni 1913 werd de eerste bruikbare kunstzijde door de Nederlandse Kunstzijdefabriek afgeleverd. In 1929 werd de naam veranderd in AKU, Algemene Kunstzijde Unie na een fusie met het Duitse bedrijf VGF.

In 1926 waren op de fabriek 4000 personen werkzaam. De lange reistijden hadden een negatieve invloed op de productiviteit van de arbeiders. Daarom liet de ENKA-directie in Ede huizen bouwen voor het personeel. Zo konden de werknemers ook beter in de gaten gehouden worden. Om de arbeiders tevreden te houden, organiseerde de fabriek allerlei soorten activiteiten. Er kwamen verschillende verenigingen, een verenigingsgebouw en een zwembad. Ook werden er scholen voor de kinderen gebouwd. Vanaf de jaren zestig nam de ENKA werknemers uit landen als Turkije en Spanje aan. In Ede zelf stond niet iedereen sympathiek tegenover de komst van deze fabriek toendertijd, maar de sfeer onderling was erg goed. Nolet wist te zorgen voor saamhorigheid onder het personeel. Iedereen had maar één doel: het tot stand brengen van die ene grote fabriek.

Directeur H. Nolet. Jaartal onbekend. Collectie Wieke Nolet.

Op zoek naar directeur Nolet

Hoewel Ing. Nolet zelf niet meer leeft, hebben we dankzij Wieke wel telefonisch contact gehad met zijn dochter, Mia Nolet. Het duurde even voordat we haar bereikten; ze woont namelijk op dit moment in Canada. Een aantal weken na het eerste contact hebben we uiteindelijk een rustig moment uitgezocht en gingen we er goed voor zitten. De telefoon ging een paar keer over en met een licht Engels accent neemt Mia de telefoon op en vertelt ze over haar leven in Ede. ‘Mijn naam is Mia Nolet, maar ze noemen mij Mama Mia,’ vertelt Mia met een lach. “Ik ben nu zo oud, ik ben 99 jaar. Ik was twaalf toen we in Ede kwamen wonen. Mijn vader was bedrijfsleider van de ENKA-fabriek. Voor het werk van mijn vader kwamen wij eerst in Arnhem wonen. Hij werkte ook in Arnhem bij de ENKA en werd later verplaatst naar Ede.”

Mia was nog vrij jong toen haar vader directeur werd. “Ik weet niet precies wat hij allemaal deed. De fabriek was erg groot met mannen op fietsjes die zo elke dag naar hun werk gingen. Er was ook een nieuwe woonwijk gebouwd voor de werkers. Wij woonden ook bij de ENKA in de buurt, op de Bennekomseweg. Ik kwam nooit in de ENKA-fabriek, maar ik was ook erg jong. Ik weet nog dat veel mensen tegen mijn vader op keken, ik geloof dat hij ook heel geliefd was.”

25-jarig jubileum

Het leiderschap van Nolet kenmerkte zich in het bijzonder door zijn grote en voortdurende belangstelling voor zijn medewerkers, niet alleen op het zakelijke vlak, maar vooral op persoonlijk vlak, zo lezen we in het archief van Wieke. Zijn naam en jarenlange leiderschap zijn dan ook sterk verbonden met de groei en bloei van het bedrijf in Ede. Mede door zijn rustige manier van leidinggeven, wist hij destijds de fabriek in Ede door de moeilijke crisisjaren en later ook de oorlogsjaren heen te loodsen. Hij kon daarbij ook rekenen op het volle vertrouwen van zijn medewerkers.

In de Spindop wordt tijdens het 25-jarig jubileum werd duidelijk hoe hecht de banden van vriendschap en waardering waren tussen hem, zijn medewerkers en de gehele Edese bevolking. Nolet in 1938, tijdens het jubileum: “Het is met een gevoel van nationale trots, om op den dag van het jubileum te kunnen vaststellen, dat de fabriek te Ede, die thans één der grootste kunstzijdefabriek van Europa is, zich op prachtige wijze heeft weten te handhaven en met hare, in ‘t bijzonder fijnere garensoorten, een wereld reputatie heeft weten te veroveren.”

In de Spindop wordt ook vrolijk teruggeblikt op de jubileumavond in Ede:

De AKU-blazers haalden de feestgangers binnen en zorgden op voortreffelijke wijze voor vrolijke muziek voor en na de pauze. Toen alle gasten onder wie de heer en mevrouw Nolet gezeten waren, opende het kleinkunst ensemble het programma met populaire melodieën. Aan het eind van het officiële gedeelte bleven de vrijwilligers achter, die op de muziek van de AKU-blazers nog een dansje maakten.

 Oorlogsjaren

Naast de perioden van bloei, heeft de fabriek ook jaren van crisis meegemaakt, waarbij grote aantallen medewerkers werden ontslagen. Door de toen doorgevoerde bezuinigingsmaatregelen is de dreigende stopzetting van de fabriek voorkomen. Toen de oorlog uitbrak kwam de fabriek letterlijk en figuurlijk weer onder vuur.

Uit één van de vele bronnen die Wieke Nolet ons heeft gegeven, komen we een verslag tegen waarbij in detail werd beschreven hoe de oorlog de ENKA raakte:

Op 27 augustus 1942, om 23.30 uur, kwam de eerste kennismaking met bommen en granaten in de zuidwesthoek van de fabriek. Er was grote schade. Daarna werd de fabriek onder het Duitse leger geleid en strak in de gaten gehouden. Later viel er op een zondagochtend een bommenregen van 86 bommen in maar liefst 10 minuten op het fabrieksterrein. De luchtbeschermingsdienst had op tijd alarm geslagen waardoor iedereen zichzelf veilig had kunnen stellen. Het is hieraan te danken dat er geen slachtoffers waren, behalve één spinner die door een bomscherf dodelijk werd gevonden.”

Een tweede verslag vertelt wat er gebeurde tijdens de Slag om Arnhem aan het einde van de oorlog:

Deze zondag 17 september 1944 was voor Ede een sombere dag, want de bommen werden niet alleen tot de ochtend gespaard. Aan het einde van de middag waren bij de Stationsweg en kazernes meerdere bombardementen waardoor het dodental in Ede opliep tot zeventig doden. De schade in het dorp was aanzienlijk. Voor de fabriek was de schade catastrofaal. Veel leden van de fabriek werden dakloos. Op 20 september werden de zeventig bewoners in een gemeenschappelijk graf begraven.

Een opvallend stuk uit het archief van Wieke laat zien dat directeur Nolet ook op de eerste dag van de oorlog, op 10 mei 1940, nog geprobeerd heeft om van Ede naar de fabriek in Arnhem te gaan (zie afbeelding). Hij kreeg daarvoor toestemming van de burgemeester. De Duitsers waren toen al in Nederland, dus het is een interessante vraag of hij daadwerkelijk nog is gegaan en ook is aangekomen.

Archiefstuk waaruit blijkt dat Nolet van plan was op 10 mei 1940 nog naar Arnhem te reizen. (collectie Wieke Nolet)

Mia Nolet heeft de ENKA-fabriek in hoogte- en dieptepunten meegemaakt, ook in. “Wat ik mij herinner van de fabriek is dat we gedurende de oorlog we ‘s avonds konden naar het portier bij het uitkijkpunt. Daar konden we zien hoe alle vliegtuigen uit Engeland kwamen om te bombarderen. Daar stonden we ‘s avonds wel eens naar te kijken.’ Mia werd geboren in 1924 dus toen de oorlog begon was zij zestien jaar oud. “De mensen in de fabriek zorgden goed voor elkaar. Ze hadden een cafetaria en kookten eten voor het personeel. Er werd vaak bij de fabriek gebombardeerd, dit omdat de spoorweg en de kazerne er dichtbij lagen. “Land dat spoor moest Mia ook naar school fietsen, maar veel weet ze er niet meer van en vertelt daarom door over de school: “Ik heb nog wel eens nachtmerries over alle woordjes die we moesten leren in het  Frans, Duits en Grieks. Er was natuurlijk wel een oorlog en dat was niet best, maar op school hadden we het daarentegen wel leuk.”

Mia Nolet (r), jaartal onbekend.

Niet slechts de gezondheidstoestand van het personeel baarde de directeur in de oorlogsjaren grote zorgen;  ook het onttrekken van vooral jongere krachten door de Duitse instanties bezorgde hem grote moeilijkheden. In oktober 1942 begonnen de Duitsers mannelijke arbeiders uit de bedrijven te halen en naar Duitsland te voeren, om daar in de fabrieken te werken. Door de productie zo hoog mogelijk op te voeren, hoopte Ing. Nolet dat zijn personeel goed kon doorwerken en minder kans liep om weggehaald te worden door de Duitsers. Toch slaagde hij daar maar beperkt in en het resultaat was dat het niet mogelijk bleek productie op hetzelfde niveau te houden. De productie moest dus worden beperkt. Na een periode van tekorten kreeg de fabriek in mei 1944 wel weer  voldoende olie toegewezen, waardoor men weer onder redelijk normale omstandigheden kon werken. Vanaf dat moment werd de productie weer langzaam opgebouwd.

Eind goed al goed

In 1945 eindigde de oorlog, maar Canadese militairen bleven nog een jaar gelegerd in Ede. Mia is uiteindelijk ook met een Canadese soldaat getrouwd en verhuisde naar Canada op 22-jarige leeftijd. “Ik was er helaas niet bij toen mijn vader aftrad als directeur. Al sinds dat ik tweeëntwintig ben, woon ik in Canada. Ik ben wel teruggekomen naar Ede, maar er was wel een culture-shock.” De fabriek in Ede zijn Mia en Wieke beiden nog niet vergeten.

 


Tekst Jasmijn Apte en Julia de Lijster

Met dank aan Wieke en Mia Nolet

Afbeeldingen uit archief Wieke Nolet.

Bronnen:

  • “Ede” jubileerde. Een gloriedag in ons bedrijf. (1947). De Spindop, 3e jaargang(3).
  • Een kwart eew “Ede”. (1947, januari). De Spindop.
  • Gelderland, E. (z.d.). ENKA | Mijn Gelderland. https://mijngelderland.nl/inhoud/canons/ede/enka
  • Het zilveren feest der “Kunstzijde”. (1938, 10 juni). Arnhemsche Courant, 1.
  • Merkwaardigheden en bijzonderheden in het bedrijf tijdens de oorlogsjaren. (z.d.). In www.enka-ede.com.
  • Onthulling van het door het AKU-personeel gestichte monument. (1938, 10 juni). Arnhemsche Courant, 2.
  • Rapport omtrent gebeurtenissen in Enka-bedrijf Ede van 10-15 mei 1940. (1940). In Ing. H. Nolet.
  • Snijders, C. J. (z.d.). Tempora Mutantur óók in Ede! De Spindop.
  • Uit de Oude Doos van Ede. (1947). De Spindop, 3e jaargang(2), 2.
  • Zilver op Zijde. (1938, 11 juni). Edesche Courant.
  • Ing. Nolet neemt afscheid van TE. (1952, 22 februari). De Spindop, 1.