Geef cultureel erfgoed een nieuwe toekomst en steun BOEi! - Doe mee

De kernwaarden van kloosterdorp Steyl

De lange geschiedenis van het kloosterdorp begon in 1875 met de aankomst van Arnold Janssen in Steyl. Hij verliet Duitsland omdat daar vanwege de Kulturkampf het stichten van een missieseminarie niet mogelijk was. In Nederland was wel godsdienstvrijheid en daarom zocht hij hier een geschikte locatie voor een Duits missieseminarie. Steyl, dat net over de Nederlands-Duitse grens lag, trok zijn aandacht. Nadat hij de oude herberg van Steyl had gekocht, stichtte hij daar het missiehuis St. Michael. De oude herberg moest wijken en in de volgende 25 jaar ontstond er een enorm kloostergebouw. Dit zou niet het enige gebouw blijven in de dienst van het missiewerk. Hier vind je meer over de geschiedenis van het kloosterdorp en het missiewerk.

Herbestemming leegstaande gebouwen

Om de toekomst vorm te geven, moet je allereerst kijken naar de geschiedenis. Dat doet BOEi via het kernkwaliteitenonderzoek. In een kernkwaliteitenanalyse worden relevante kernkwaliteiten van een plek benoemd. Kernkwaliteiten geven de essentie weer die in de (ontstaans-)geschiedenis liggen. Daarnaast brengen kernkwaliteiten het verhaal van de plek in beeld en de betekenis die betrokkenen eraan geven. De kernkwaliteiten geven handvatten voor een herbestemming. De kernkwaliteiten van het kloosterdorp Steyl zijn:

– een kloosterleven in ontwikkeling;
– mondiale culturele uitwisseling;
– paradijs voor spirituele inspiratie;
– liefdevolle aandacht voor de gemeenschap.

Een kloosterleven in ontwikkeling, van besloten naar open

Het kloosterdorp Steyl vertelt met zijn bijna 150-jarige geschiedenis over de ontwikkeling van het kloosterleven. De naar binnen gekeerde en besloten gemeenschappen stelden zich open naar de buitenwereld.

Terwijl de kern van de Steyler kloosters de verbinding met de wereld is via het missiewerk, waren de kloosters juist sterk gesloten ten opzichte van de Nederlandse samenleving. Het kloosterdorp was volledig zelfvoorzienend waardoor er weinig contact was met de buitenwereld. De watertoren en het ketelhuis voorzagen de broeders en zusters van energie en water. Ze verbouwden zelf hun groente en fruit en hadden een eigen boerderij. Het café aan het Veerplein was de enige plek waar kloosterlingen (mat name de broeders) en de dorpelingen samenkwamen. Voor verdere recreatie werden het eigen zwembad gebruikt en de tuinen waar spellen werden georganiseerd. Het noodzakelijke werk voor de missie en het werk in en rondom de kloosters, werd door de kloosterlingen zelf gedaan. Zij konden worden opgeleid in verschillende beroepen. Zo konden zij in de drukkerij werken, fotograaf of onderwijzer(es) worden. De watertoren, de drukkerij, het oude zwembad en de nog bestaande kloostermuren verwijzen naar het zelfvoorzienende aspect van het kloosterdorp.

In de tweede helft van de twintigste eeuw kwam hier verandering in. Tijdens het tweede Vaticaanse concilie tussen ‘62-‘65 werden besluiten genomen om de kerk en de moderne samenleving dichter bij elkaar te brengen. Daardoor openden de kloosters en hun leden zich naar de buitenwereld en assimileerden tot op een bepaalde hoogte met de Nederlandse samenleving. Dit weerspiegelde in hun levenswijze en hun werk. Een zichtbare verandering was de kledij van de broeders en zusters. Voorheen waren zij herkenbaar aan hun habijt, wat aan de ene kant een soort afstand creëerde met de rest van de bevolking, maar aan de andere kant ze ook benaderbaar maakte als geestelijken. Eerst veranderde het habijt zelf, later kleden zij zich in burgerkleding.

De kloosters hadden aan het begin als enig doel om missionarissen op te leiden. In het midden van de twintigste eeuw richtten de broeders en zusters zich ook op de Nederlandse samenleving. De deuren naar de kloosters openden figuurlijk, maar ook letterlijk. Zo deden de zusters onder andere aan jeugdwerk en charitatief werk. Later, door het wegvallen van aanwas van nieuwe leden voor de missie, raakten de boven genoemde gebouwen van zelfvoorziening steeds meer in onbruik waardoor het kloosterdorp afhankelijk werd van de buitenwereld. Daarnaast waren er niet meer voldoende kloosterleden om de kloosters zelf te onderhouden en waren leken nodig voor het overige werk in de kloosters. Intussen zijn er veel vrijwilligers, met name uit Steyl zelf, die bijdragen aan het behoud van het kloosterdorp en zij worden gezien als leden van de kloostergemeenschap.

Mondiale culturele uitwisseling

Het kloosterdorp en het huidige missiewerk laten zien hoe culturele uitwisseling op mondiale schaal door missiewerk plaatsvond. Missionarissen verspreidden de Europese cultuur, droegen bij aan de kennis die Europeanen hadden van andere landen en namen elementen van verre culturen mee naar huis.

Het missiewerk rond 1900 had mede tot doel het verspreiden van het Christendom en de Europese cultuur in koloniaal afhankelijke landen elders. Dit geldt ook voor de Steyler missiekloosters. De missionarissen reisden naar Duitse kolonies en landen waar veel Duitsers naar toe migreerden. Voor hun werk gebruikten zij pamfletten, brochures en boeken die zij meenamen naar de missielanden. Dit drukwerk werd vervaardigd in de drukkerij van het kloosterdoor de broeders die daar werken.

Niet alleen werd door de missionarissen de Europese cultuur verspreid, zij droegen tevens bij aan de kennis die men had over de missielanden en hun bewoners. Arnold Janssen, de stichter van het missiehuis St. Michael, was van mening dat je kennis moet hebben van plaatselijke gebruiken en godsdiensten in plaats van alleen je eigen geloof op te dringen. Daarom werd in Steyl actief kennis vergaard over verre culturen zodat de missionarissen in opleiding zich konden voorbereiden op hun missie. Zodoende stuurden missionarissen (kunst)voorwerpen op die later in het missiemuseum werden tentoongesteld. De botanische tuin kwam tot stand met zaden en stekken die broeders en zusters meebrachten.

De kennis die de missionarissen opdeden werd vervolgens via de katholieke krant ‘Stadt Gottes’ verspreid. Deze was bedoeld voor de katholieken in Duitsland om de missiegedachte uit te dragen en inkomsten te vergaren. Hierin werd veelvuldig over de vreemde culturen geschreven en hoe het beschavingsproces verloopt. Het beeld dat Europeanen hadden van deze culturen was niet alleen dat zij met onbeschaafden te maken hadden, maar voor bepaalde aspecten ervan, bestond bewondering. Dit leidde ertoe dat ook de Europese cultuur werd beïnvloed doordat er elementen werden overgenomen. Zo veranderde de geloofsbelijdenis in Europa door – met name – Aziatische praktijken. Een voorbeeld hiervan is het stiltegebed (verwant aan meditatie) en de meer spirituele/mystieke omgang met geloof dat (weer) omarmd door Christenen.

Tot op de dag van vandaag draagt het voortbestaan van het missiehuis bij aan culturele uitwisseling. Katholieken van alle werelddelen voelen een verbondenheid met het missiehuis omdat dit wordt gezien als beginpunt van hun geloof. Zij komen daarom in grote getalen als een soort pelgrim naar Steyl. Ook het Wereldpaviljoen, een attractie waar men kennis maakt met andere culturen en gevestigd is in een van de gebouwen van het voormalige klooster, past bij het interculturele beeld. De drukkerij, die allang is gesloten, is een tastbaar overblijfsel van de culturele uitwisseling.

Paradijs voor spirituele inspiratie

De rust die wordt geassocieerd met het kloosterdorp nodigt uit tot persoonlijke bezinning en reflectie die gekoppeld wordt aan spiritualiteit. Met name de kloostertuinen die refereren aan het Bijbelse paradijs spelen hier een belangrijke rol in.

Het kloosterdorp is een plek waar sinds 150 jaar mensen op zoek gaan naar God; zowel de allesomvattende God als ook de goddelijkheid in zichzelf. Dit betreft niet slechts de broeders en zusters, maar ook mensen die een andere vorm van spiritualiteit aanhangen en zich dankzij de openheid van de congregaties welkom voelen in Steyl. De ruimtes van de kloosters worden ter beschikking gesteld voor retraites en rust- en bezinning zoekenden komen naar de kloosters om dichter bij zichzelf te komen.

De tuinen spelen een belangrijke rol binnen het kloosterleven en het beleven van spiritualiteit. Zij werden ontworpen met de wens om een bijbels paradijs op aarde te creëren. De kronkelende paden, het vele groen en plekken voor bezinning (onder andere de grotten) geven een beschermd gevoel en nodigen uit om ongezien terug te trekken voor bezinning en reflectie. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is tevens de rust die heerst in het kloosterdorp, doordat er weinig auto’s en weinig mensen zijn. De kloosterleden gingen er biddend, in stilte of samen met anderen wandelen. De tuinen werden door de broeders en zusters zelf onderhouden en ook de grotten werden door hen zelf aangelegd. Het belang van de tuinen voor de missiebroeders en –zusters wordt onderstreept door de praktijk dat velen van hen in de Mariagrot symbolisch afscheid namen van Steyl voordat zij vertrokken voor een missie.

Liefdevolle aandacht voor de gemeenschap

Het leven in het klooster betekent voor de broeders en zusters kiezen voor een gemeenschappelijk leven en het zich inzetten voor de (klooster)gemeenschap.

De architectuur van de kloostergebouwen weerspiegelt de notie dat de kloosterlingen de kern van de congregatie zijn. De buitenkant van de kloosters is sober gehouden en doet denken aan een 19de-eeuws ziekenhuis of soms zelfs een fabrieksgebouw. De binnenkant daarentegen is afgewerkt met liefdevolle aandacht. Niet alleen de kerken zijn met liefde tot detail gedecoreerd, maar ook bijvoorbeeld de gangen van St. Gregor (het kloostergebouw dat later als verzorgingstehuis voor de broeders diende). Zij lijken op galerijen met prachtige motieven tegels en gewelfde plafonds.

De broeders en zusters zijn een hechte gemeenschap doordat zij een gezamenlijk doel nastreven en samenwonen. Daarnaast gaven geïnterviewde kloosterleden aan dat het juist dat leven in gemeenschap is waarom zij hebben gekozen voor een leven in de kloosters. De momenten waar dit gemeenschapsgevoel naar voren komt, worden bijzonder gekoesterd. Bevraagd naar hun meest bijzondere herinnering noemden de broeders en zuster de zaligverklaringen van Arnold Janssen in 2003 en Maria Helena Stollenwerk in 2008. Iedereen werkte samen om er een mooie dag van te maken en zo werd ook de kracht van de gemeenschap gevierd.

Gastfreundschaft is een belangrijk begrip in Steyl. Iedereen die naar Steyl komt, wordt hartelijk ontvangen en behandeld als een lid van de gemeenschap. Dit gaat terug op het gedachtegoed van Arnold Janssen. Volgens hem is de mens geschapen naar het beeld van God en heeft dus elk mens de goddelijkheid in zich. Daarom is elk mens het waard om met liefde te worden ontvangen. Daarbij kan het gaan om vrijwilligers uit Steyl, congregatieleden uit verre landen, mensen die op retraite komen of bezoekers.


Tekst en onderzoek: Daniela van Groningen

Bronnen:

– Josef Schmtiz, Steyler Missionschronik 1875-1975 – Mehr als ein Abenteuer (1975)
– Die Missionsgesellschaft von Steyl. Ein Bild der ersten 25 Jahre ihres Bestehens (1900)
– Michael Sievernich, Christliche Mission (Mainz 2011)
– Norbert Normann, Wo sich Theologie und Gartenkunst durchringen (2009)
– Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Van Paterstuin tot Koningsbosch: Rijksbeschermde Kloostertuinen – een verkenning (2021)
– diverse interviews met kloosterleden