Nieuw leven voor betekenisvolle gebouwen? Het begint bij een haalbaarheidsonderzoek.Lees meer
BOEi Blog | Koeltorens
Reusachtige betonnen kolossen met een witte wolk erboven. Voor het project waar ik deze winter aan mag werken, ben ik opzoek naar informatie over koeltorens. Hoe werken ze en waar staan ze? Hoe bijzonder is een koeltoren eigenlijk? Ik kwam er in mijn zoektocht achter dat er weinig informatie over koeltorens te vinden is. Iets waar ik graag verandering in wil brengen. In deze blog neem ik jullie kort mee in mijn speurtocht naar koeltorens.
Ik ben begonnen met uit te zoeken hoe een koeltoren eigenlijk werkt, want dan weet je ook waarom ze hun vorm hebben en waar je ze kunt terugvinden.
In de koeltorens werd het proceswater van een fabriek gekoeld. Het warme water werd door middel van een dikke buis naar de koeltoren getransporteerd. Dit water werd omhoog geleid (tot ca. een derde van de koeltoren) waar het in een rondom lopende goot terecht kwam. Vervolgens werd het water met sproeiers verspreid om daarna langs gootjes (gardeerwerk) naar beneden te stromen. De hoge vorm van de koeltoren zorgde voor de aantrekking van koude lucht vanaf de onderzijde van de koeltoren die het dalende water afkoelde. Het gekoelde water verzamelde zich in een bassin onder de koltoren. De torens werden gebruikt bij mijnen, centrales en grote fabrieken.
De bekendste Nederlandse koeltoren lijkt de toren te zijn van de Staatsmijn Emma tussen Treebeek en Hoensbroek. In de database industrieel erfgoed van BOEi is het de enige koeltoren die vermeld wordt en het is het voorbeeld dat steeds naar voren komt als ik online naar koeltorens zoek.
Deze koeltoren is bijzonder omdat het een van de speciaal voor de staatsmijnen ontwikkelde koeltorens van ingenieur Frederik van Iterson is. Hij ontwikkelde een koeltoren die een zelfdragende schaalconstructie van gewapend beton had. De koeltoren kreeg hiervoor een hyperboloïde vorm, die tegelijkertijd ook zorgde voor een natuurlijke trek. De eerste koeltoren van zijn ontwerp werd in 1918 in gebruik genomen bij de Staatsmijn Emma. Deze toren is in 1985 gesloopt. De constructie wordt kort omschreven in het standaardwerk Constructies van ijzer en beton door J. Oosterhoff. Hij vertelt dat er na deze eerste voor Staatsmijn Emma in ons land minstens honderd betonnen koeltorens verrezen.
In de beeldbank van het Regionaal Historisch Centrum zijn diverse foto’s te vinden van koeltorens van het type van Iterson. Ook bij andere mijnen en fabrieken.
Een Van Iterson koeltoren bij de Staatsmijn Emma Hoensbroek in 1980. Regionaal Historisch Centrum Limburg pr65105Luchtopname staatsmijn Wilhelmina met rechts de koeltoren. Bron: Regionaal Historisch Centrum Limburg,4031-1515 HI 4031 1515De bouw van een koeltoren voor de cokesfabriek Maurits in 1930. Bron: Regionaal Historisch Centrum Limburg hi522-4117 HI 522
Ik zoek verder naar voorbeelden van monumentale nog bestaande koeltorens en kom in de reeks Monumenten in Nederland en in het monumentenregister van de RCE een aantal verwijzingen tegen. Monumenten in Nederland vermeldt al dat er vele koeltorens van de mijnen in Limburg zijn verdwenen. Diverse betonnen koeltorens van de Staatsmijn Maurits in Geleen (gebouwd tussen 1927 en 1950) zijn behouden. In Simpelveld staat een vierkante betonnen koeltoren van een voormalige brikettenfabriek uit 1922 (beschermd als rijksmonument) en in Maasbracht een koeltoren van een elektriciteitscentrale (gebouwd in de jaren 70).
Buiten Limburg vind ik de koeltoren van brouwerij Van Weas Boots in Westrope Zeeland. Dit is een koeltoren uit 1930 met een betonbouwskelet en afgewerkt met bakstenen wanden en dakopbouw met art Deco details. Ook deze toren is beschermd als rijksmonument.
De RCE vermeldt nog op twee andere locaties koeltorens: twee bij de KEMA in Arnhem en èèn bij een voormalige bierhandel in Leiden. Beide voorbeelden lijken echter niet te gaan om een koeltoren waarbij water wordt gekoeld in losstaande torens. Uit luchtfoto’s krijg ik de indruk dat het bij beide locaties gaat om een rechthoekige toren aan het gebouw met ventilatieroosters.
Tijd voor een tussenbalans. Ik heb in de eerste zoektocht niet veel voorbeelden van nog bestaande koeltorens gevonden. Wel veel voorbeelden van gesloopte betonnen koeltorens op historische foto’s als vergelijking. Hoe nu verder? Ik weet dat er meer koeltorens moeten zijn. De twee betonnen koeltorens uit 1952 en 1960 op het terrein van de voormalige machinefabriek Stork in Hengelo komen bijvoorbeeld nergens naar voren in de bronnen. Er moeten bij veel meer fabrieken koeltorens hebben gestaan om het proceswater te koelen. Ook de koeltorens van diverse elektriciteitscentrales (bijvoorbeeld de Amercentrale in Geertruidenberg), van Tata Steel in IJmuiden en van de kerncentrale in Borssele komen niet meteen naar boven. Gezien de jongere leeftijd van deze torens is dit misschien niet zo gek, maar ik had toch meer verwacht.
Ik besluit maar eens op Pinterest ‘cooling towers’ in te typen om te kijken wat daaruit komt. Het blijkt een schot in de roos. Al snel kom ik terecht bij prachtige foto’s van koeltorens van Bernd en Hilla Becher. Het Duitse echtpaar maakte zwart-witfoto’s van honderden industriële installaties, en dus ook van koeltorens. Het boek ‘Kühltürme’ vind ik op Marktplaats en heb ik de volgende dag al in huis. Het is een mooi uitgegeven fotoboek met 236 hoofdzakelijk Duitse koeltorens in allerlei vormen en maten. Twee Nederlandse koeltorens in Geleen staan in het boek.
De meeste koeltorens in het boek zijn opgebouwd uit vakwerk (meestal staal) met een houten betimmering aan de binnenzijde. Doordat de binnenzijde constant nat is, is hout een geschikt materiaal voor koeltorens. De grotere torens hadden voor de stevigheid van de constructie een stalen vakwerk. De grote torens werden op een gegeven moment vaak van gewapend beton gemaakt met een houten binnenwerk om het water te verspreiden.
Het boek heeft een korte introductie waar ik voor het eerst informatie tegenkom over de historie van koeltorens. In Duitsland worden ze sinds het einde van de negentiende eeuw gebruikt. Daarvóór werd voor het koelen water uit rivieren of de zee gebruikt. De koeltorens vragen in principe geen energie omdat het koelwater valt, en de trek voor afkoeling zorgt. Een alternatief vanaf de jaren ’20 van de vorige eeuw was een ventilatorkoeler. Deze was niet afhankelijk van de buitentemperatuur en een stuk kleiner maar de ventilator kost wel energie. Zowel de koeltoren als de ventilatiekoeltoren worden bij het schrijven van het boek in de jaren 70 nog altijd gebouwd.
Hoewel het boek over Duitsland gaat, verwacht ik dat hier de ontwikkeling gelijkliep. Op de historische foto’s van Stork ben ik diverse torens tegengekomen die verdacht veel lijken op de houten koeltorens in het boek van Becher. In de beeldbanken van de provinciale archieven is een paar voorbeelden te vinden als ik zoek op ‘koeltoren’
De oude koeltoren op het Storkterrein in ca 1924. Bron: Collectie Overijssel, 2074 FDSTORK-5994Koeltoren 4 van de Twentsch Centraal Station voor Electrische Stroomlevering (TCS) centrale in de Hengelosche Weide, 1928-05-25 Bron: Collectie Overijssel, HEEMAF-collectie glasnegatieven. Album 102175 13859 FDHEEMAF031025Abattoir Groningen met koeltoren en schoorsteen van de verbrandingsoven, ansichtkaart uitgegeven door Vivat in 1900, Collectie Groninger Archieven, NL-GnGRA_1986_700
Koeltoren op het terrein van Van Heek & Co. Bron: Cultureel Erfgoed Enschede
Via Pinterest vind ik een foto van de houten koeltoren van textielfabriek Van Heek in Enschede met een verwijzing naar de site van Cultureel Erfgoed Enschede. Hier blijkt een artikel te staan over de koeltorens van Van Heek met ontwerptekening en vergunning.
Inmiddels heb ik al aardig wat tijd besteed aan mijn zoektocht. Ik weet meer over koeltorens, maar weet ook dat er nog veel meer informatie moet zijn. Er zullen nog foto’s in beeldbanken zitten waarin de koeltorens niet getaged zijn en daarom niet snel te achterhalen. Ook heb ik krantendatabase Delpher nog niet afgestruind. Hier zal in de gescande tijdschriften vast allerlei technische informatie te vinden zijn over inmiddels gesloopte koeltorens.
Ik moet echter verder met het schrijven van mijn onderzoek waarvan de deadline nadert dus Delpher zal moeten wachten.
Wilt u ons helpen om alle koeltorens in Nederland te documenteren? Laat dan weten of er koeltorens bij uw in de buurt staan via communicatie@boei.nl
Door Kim Heuvelmans
Foto header: een van de twee koeltorens op het terrein van de voormalige machinefabriek Gebr. Stork & Co
Voor het organiseren van een rondleiding op maat berekenen wij kosten.
"*" geeft vereiste velden aan
Steenfabriek de Bovenste Polder, de basis van BOEi
Steenfabriek de Bovenste Polder in Wageningen is het eerste BOEi project, waar er nog velen van zullen volgen. Een bedrijfsverzamelgebouw waar commerciële, culturele en maatschappelijke functies samen komen, in een erfgoedjas. Er wordt gewoond en gewerkt door een divers pallet aan ondernemers en kunstenaars.
Havenkerk tijdelijk onderdak voor Kijkdepot Schiedam
Vanwege de restauratie van Stedelijk Museum Schiedam werd de Havenkerk tijdelijk ingericht als Kijkdepot Schiedam. De kerk bood een half jaar lang onderdak aan ca. 5.500 objecten en aan experts die de historische collectie onder de loep namen. De Havenkerk vormde een perfect decor voor het Kijkdepot, dat ook toegankelijk was voor het publiek.
Centrale Markthal als eventlocatie
Dineren in een erfgoedlocatie zo groot als twee voetbalvelden, een niet alledaagse belevenis. Dat is mogelijk de Centrale Markthal in Amsterdam, een eventlocatie die geschikt is voor vele doeleinden, van dans, muziek tot sport. De rode loper waarover je naar de Markthal loopt, vergroot de belevenis.
Gebiedsontwikkeling met oog voor erfgoed
Twintig jaar lang zette BOEi zich in voor de herbestemming van ENKA, eens de grootste fabriek van Nederland. De Westhal, het Kantinegebouw, het Poortgebouw, de twee schoorstenen, de herinneringsbank én de fontein werden door BOEi gered van de sloop. En dat alles in nauwe samenwerking met de gemeente Ede en AM ontwikkeling. Nu de herbestemming rond is, reflecteert BOEi op een van de grootste projecten in haar bestaansgeschiedenis.
Slot Loevestein in het Gelderse Poederooien, onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, staat voor een omvangrijke transformatie- en uitbreidingsopgave. In 2020 en 2021 heeft de Stichting Museum Slot Loevestein een beleids- en activiteitenplan opgesteld voor het Slot en het omliggende Munnikenland. Om als volwaardig Rijksmuseum mee te kunnen doen is een bezoekersaantal van 300.000 bezoekers in 2030 nodig.
Om dit aantal te bereiken zijn de huidige activiteiten onder het licht gehouden, en moeten nieuwe activiteiten en bijbehorend vastgoed binnen en buiten de vesting ontwikkeld worden. Hiervoor is een masterplan opgesteld waarin de potentie van de plek en de unieke landschappelijke setting van het Munnikenland wordt toegelicht. Hierin worden ook de planologische implicaties beschreven, en welke stappen er genomen dienen te worden. Het is de intentie om in 2025 draagvlak voor het masterplan op te halen, BOEi begeleidt hierbij.
Turnhal Ellecom
De Turnhal in Ellecom is een iconisch gebouw met een beladen verleden, doordrenkt van verhalen over strijd, pijn en veerkracht. Gebouwd in 1943 als trainingscentrum voor de Nederlandse SS, heeft het een donkere geschiedenis van onderdrukking en collaboratie. De verhalen van de mensen die leden onder de bouw en het gebruik van de Turnhal, evenals die van hen die tegen onrecht streden, verdienen blijvende aandacht. In 2023 organiseerde BOEi een bijeenkomst bij de Turnhal waarin betrokkenen hun herinneringen en toekomstvisies deelden. Professionele tekenaars legden de verhalen vast, wat leidde tot inspirerende gesprekken over het verleden en de toekomst. Deze verhalen, vol strijd en saamhorigheid, verbinden verleden en toekomst.
Tankstation Withuis
BOEi verzamelt niet alleen verhalen rond erfgoed, maar plaatst ook de relatie van mensen met erfgoed centraal. Bij het Caltex tankstation in Withuis, ondersteund door het Faro-programma van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, werd dit principe ook toegepast. Bewoners, ondernemers en oud-eigenaren kwamen bijeen om hun herinneringen en toekomstvisies over het tankstation en het dorp te delen. De verhalen benadrukten thema’s als saamhorigheid, gemeenschapszin en een verlangen naar de levendigheid van vroeger in het grensdorp Withuis. Professionele tekenaars legden deze thema’s voor de aanwezigen vast.
Meerjarenonderhoudsplan (MJOP)
Het onderhoud van monumenten kost veel geld, daarom is het extra belangrijk om inzicht te hebben in de toekomstige onderhoudsbehoeften van het pand. Dit inzicht wordt verkregen door het opstellen van een meerjarenonderhoudsplan (MJOP). Dit vergemakkelijkt het plannen en budgetteren van onderhoudswerkzaamheden op de lange termijn. Bij de Sarepthahof in Zutphen is recent onderhoud gepleegd op basis van een MJOP. Een van de ingecalculeerde werkzaamheden is het herstel van de dakgoten.
Zwarte Silo Deventer
Isolatie van de vloeren bleek niet afdoende om een comfortabel binnenklimaat te krijgen in de Zwarte Silo in Deventer. “In het restaurant stookten ze zich het schompes, maar het bleef koud.” De voormalige graansilo’s zijn nu deels volgestort met cellulose, dat een hoge isolerende waarde heeft. Een onzichtbare en relatief betaalbare verduurzamingsmaatregel, die BOEi nauwkeurig monitort. Het is een pilot, maar als die succesvol blijkt, kan dat heel interessant zijn voor de rest van de monumentenwereld.
Stork Hengelo
In 2023 onderzocht BOEi een deel van het voormalige fabrieksterrein van Machinefabriek Gebr. Stork & Co in Hengelo. Dit industrieel complex, opgericht in 1868, produceerde onder andere stoommachines, turbines en pompen. In de vroege twintigste eeuw groeide het uit tot een toonaangevend industrieel terrein. De fabriek had niet alleen een grote economische impact, maar beïnvloedde ook het sociale leven en de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo. Zo bouwde Stork onder andere Tuindorp Lansink, een verenigingsgebouw, een bibliotheek en een fabrieksschool voor de arbeiders.
Het terrein heeft historische waarde als voorbeeld van een groot Nederlands industrieel complex met internationale betekenis. De samenhang van de fabrieksgebouwen, fabrieksstraten, hallen, het ketelhuis, koeltorens en kantoren maakt de functie als machinefabriek nog steeds herkenbaar. Dit erfgoed weerspiegelt de geschiedenis van de Nederlandse machinebouw en de invloed van Stork op de stad Hengelo. Deze waarden vormen een belangrijke basis voor het opstellen en beoordelen van herbestemmingsplannen voor het terrein.
Kloosterdorp Steyl
Om een herbestemming toekomst te geven, moet je allereerst kijken naar de geschiedenis. Kernkwaliteiten geven de essentie weer die in de (ontstaans-) geschiedenis liggen en de betekenis die betrokkenen eraan geven. De kernkwaliteiten geven handvatten voor een herbestemming. Voor Kloosterdorp Steyl zijn kernkwaliteiten opgesteld die betrekking hebben op het kloosterleven, de mondiale culturele uitwisseling, spirituele inspiratie en de aandacht voor de gemeenschap.
Rekenmodel voor verduurzamen monumenten
Dat verduurzamen loont wordt steeds duidelijker, maar is het ook financieel haalbaar? Om dit inzichtelijk te maken heeft BOEi een rekenmodel gelanceerd, waarmee dat inzichtelijk wordt gemaakt. En in plaats van een uitgebreid rapport, krijgt u concrete cijfers waarmee u direct aan de slag kunt. Het rekenmodel is interessant voor zowel eigenaren als huurders. De haalbaarheid wordt namelijk berekend op basis van de totale huisvestingslasten. Het model maakt inzichtelijk hoe de kosten en opbrengsten van verduurzaming verdeeld kunnen worden tussen eigenaar en huurder. En dat is de sleutel voor verduurzamen! Bovendien houdt het rekeninstrument rekening met de levensduurkosten van verduurzamingsmaatregelen, die simpel te kiezen zijn. Van de initiële investeringskosten tot de besparingen op energie en onderhoud tijdens de levensduur van de investeringen.
Kerk Sint Anna ter Muiden
Bij de gesprekken met (oud)bewoners van Sint Anna ter Muiden werd duidelijk dat als zij vertelden over hun herinneringen aan de kerk, zij ook steeds het dorp en de bewoners erbij betrokken. De kerk bepaalt de identiteit van dit kleine stadje zowel stedenbouwkundig als mentaal. Wie Sint Anna ter Muiden bezoekt, kan niet heen om de aanwezigheid van deze kerk; ze torent boven alle huizen uit en is al van ver te zien. Het gebouw houdt herinneringen aan mensen en gebeurtenissen levend en is onderdeel van de gehele gemeenschap. In Sint Anna ter Muiden zijn de gespreken vertaald naar een wandelroute in de tuin van de kerk. Zo zijn de verhalen voor iedereen toegankelijk.
Quarantaineterrein Rotterdam
Het Quarantaineterrein in Rotterdam werd begin vorige eeuw aangelegd als plek voor afzondering en herstel voor mensen met een besmettelijke ziekte. Er werden verschillende gebouwen op het terrein geplaatst, waaronder ziekenbarakken, zustergebouwen en een lijkenhuis. Nadat het terrein in 1981 eigendom werd van het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam, werden de gebouwen werden gekraakt en werden de contactenbarakken en de kapiteinsbarak gesloopt. In het recentere verleden nam de waardering voor de bewaard gebleven delen van de voormalige quarantaine-inrichting toe, waarna het complex in 2010 werd opgenomen in het register van rijksmonumenten. Voor de herbestemming van panden op het Quarantaineterrein zijn bouwhistorische verkenningen opgesteld, waarin de cultuurhistorische waardenstelling is opgenomen. Deze waardenstelling kan als basis worden gebruikt bij het opstellen van plannen voor de herbestemming, en ook voor de beoordeling van deze plannen door het bevoegd gezag.
Kantinegebouw ENKA Ede
De herbestemming van de voormalige ENKA-Kantinegebouw tot een bijna-energieneutrale (BENG) 'brede school' startte in 2016 met een haalbaarheidsonderzoek. Bijzonder is de manier waarop weloverwogen is ingegrepen in het rijksmonument. Zo is er gekozen om het pand eerst casco te beschermen en te restaureren en daarna pas te herbestemmen. De herbestemming laat zien dat door zorgvuldig restaureren en vernieuwen, zelfs gebouwen met een zwaar industrieel verleden, een moderne, duurzame en maatschappelijke functie kunnen krijgen. BOEi heeft voor de herbestemming en verduurzaming van het ENKA-Kantinegebouw de Erfgoed Duurzaamheidsprijs ontvangen. Bij de uitreiking in het Singer museum in Laren werd de herbestemming ‘een schoolvoorbeeld voor de monumentensector’ genoemd.
De Bernardus Made
Het dalende kerkbezoek van de afgelopen decennia heeft zijn weerslag op het Nederlandse religieuze erfgoed. Zo ook in het Noord-Brabantse Made, waar BOEi in 2019 en 2020 een haalbaarheidsonderzoek deed naar de herbestemming van de Bernarduskerk. Dat begon met gesprekken met de dorpsbewoners, waaruit duidelijk werd waar in Made behoefte aan was. De Bernarduskerk vormt na een intensieve restauratie, verduurzaming en herbestemming het nieuwe hart van het dorp, als sociaal cultureel centrum 'De Bernardus'. Het kerk huisvest nu verschillende verenigingen, een consultatiebureau, kinderopvangorganisatie Kibeo, bibliotheek Theek 5 en een theaterzaal.