Geef cultureel erfgoed een nieuwe toekomst en steun BOEi! - Doe mee

BOEi Blog | Historische vervuiling

Rokende schoorstenen, stinkende grachten en gruis op alle oppervlakten in huis. Vervuiling van de leefomgeving was vroeger aan de orde van de dag. Stankoverlast kwam voor bij allerlei ambachten en afvalwater werd in de regel gewoon geloosd. De fabrieken die we nu herbestemmen, zorgden toen ze volop draaiden voor veel overlast. Niet alleen de mensen die er werkten werden ziek, maar ook het milieu werd ernstig aangetast. Vóór de industrialisatie en de komst van grote fabrieken, in de negentiende eeuw, was dit ook al het geval. Kort door de bocht kunt je de volgende vuistregel aanhouden: Leefden er mensen? Dan was er een vorm van vervuiling (namelijk antropogene vervuiling). In deze blog neem ik historische bodemvervuilingen onder de loep.

Mensen waren zich lang niet actief van bewust van het feit dat ze met hun handelen de bodem vervuilden. Zo was het vóór de jaren ’80 van de vorige eeuw normaal om afval in de bodem te verwerken, gebieden met afval op te hogen en vuil te dumpen op allerlei stortplaatsen. Ook was het heel normaal om je afval te verbranden en de resten te begraven. In oude binnensteden en dorpskernen is daarom regelmatig sprake van een bodemverontreiniging. Er is sprake van bodemvervuiling op het moment dat de stoffen die in de bodem zitten schadelijk zijn en risico’s veroorzaken op het gebied van gezondheid, ecologie en verspreiding. Niet alleen oude industrieën hebben dus de bodem vervuild. Plekken waar vroeger kolen of oliën (petroleum bijvoorbeeld) opgeslagen stonden kunnen ook vervuiling hebben veroorzaakt. Denk aan oude kolenloodsen, drogisterijen die brandstof verkochten en huisbrandolietanks. Deze tanks kwamen veel voor bij woningen maar bijvoorbeeld ook bij kerken om de verwarmingen op te stoken. Andere mogelijke oorzaken van vervuilingen zijn bijvoorbeeld oude bestrijdingsmiddelingen, lekkages en calamiteiten als (stads)branden.

brand bij autosloperij J. van der Vaart (Achttienhovensedijk 129) te Utrecht in 1969. Bron: Het Utrechts Archief , 128561 fotograaf L.H. Hofland
Brand bij autosloperij J. van der Vaart (Achttienhovensedijk 129) te Utrecht in 1969. Bron: Het Utrechts Archief , 128561 fotograaf L.H. Hofland

De vervuilende stoffen

De meest voorkomende bodemvervuilingen zijn VOCl (vluchtige chloorkoolwaterstoffen). Op meer dan 10.000 locaties in Nederland is de bodem vervuild met VOCl. VOCl hebben een hoge dichtheid (een hoger soortelijk gewicht dan water) waardoor ze makkelijk tot diep in de bodem terechtkomen. Ze werden (en worden soms nog) bij 200 verschillende bedrijfstakken gebruikt. Bijvoorbeeld als oplosmiddel en ontvettingsmiddel in de metaal-, galvanische-, elektronische- en grafische industrie. Ook zijn VOCl gebruikt als reinigingsmiddel bij chemische wasserijen en bijvoorbeeld als verfverwijderaar en als weekmaker van kunststoffen en de rubberindustrie.

Wasserijen, de galvanische- en de grafische industrie gebruikten zinkputten waarin VOCl werden geloosd. De VOCl konden dan zo tot grote diepte in de grond wegzakken (puntbron). Afvalwater en restanten van VOCl werden ook gedumpt in sloten of vloeivelden. Het kon ook gewoon via het afvalwater na het schrobben van de vloer in het riool terechtkomen. Door slechte riolering, als oude gresbuizen, ontstonden er lekkages in de rioolbuizen en liep de vloeistof in de bodem op meerdere plekken langs de buizen. De meest voorkomende basisproducten van VOCl zijn vooral PER (perchlooretheen) en TRI (trichlooreteen).

Andere regelmatig voorkomende stofgroepen bij bodemvervuilingen zijn:

  • Zware metalen (metaalverwerkende bedrijven, maar ook loden leidingen e.d.);
  • PAK’s (verbranden van organisch materiaal. Bijvoorbeeld bij steenfabrieken);
  • Aromatische koolwaterstoffen (garages en/of tankstations);
  • Asbest
  • Combinaties van voornoemde stoffen (voormalige stortlocaties).
De Haarlemse stoomverffabriek in 1928 gevestigd in een voormalige gasfabriek. Bron: Noord Hollands Archief, 1100 beeldcollectie van de gemeente haarlem, 27270
De Haarlemse stoomverffabriek in 1928 in een voormalige gasfabriek. Bron: Noord Hollands Archief, 1100 beeldcollectie van de gemeente Haarlem, 27270

Bodemvervuiling en industrieel erfgoed

Dat je bij industrieel erfgoed bedachtzaam moet zijn op bodemvervuilingen lijkt vanzelfsprekend. Toch is dit pas vanaf de jaren 80 langzaamaan een punt van aandacht geworden. Sinds 1995 ben je als koper verplicht om zelf te onderzoeken of het terrein dat je koop’t een bodemvervuiling heeft. Doe je dit niet en is de grond vervuild? Dan ben je als eigenaar juridisch gezien de schuldige eigenaar en dus verantwoordelijk voor de sanering (het schoonmaken) en alle kosten die daarbij komen kijken.

BOEi liep hier in de beginfase ook tegenaan: panden werden gekocht om ze te beschermen tegen sloop en later bleek de bodem vervuild te zijn. Inmiddels is het standaard om vroeg in het traject de bodem te laten onderzoeken. Hierbij wordt ook historisch onderzoek gedaan. Door te achterhalen welke processen waar plaatsvonden en waar bepaalde stoffen werden opgeslagen is beter in te schatten waar mogelijke vervuilingen zich bevinden.

Oude fabrieksterreinen vormen wat bodemvervuiling betreft dus een risico. Op de plekken waar vroeger gasfabrieken (vrijwel iedere gemeente had er eentje), metaalverwerkingsbedrijven, benzinestations, garages of chemische wasserijen stonden is de kans groot dat de bodem ernstig vervuild is of is geweest. Ook voormalige stortplaatsen kunnen een vervuilde bodem hebben, hier hebben vaak jarenlang giftige stoffen gelegen die in de grond zijn getrokken. Deze brownfields waren de rotte appels in de stedelijke ontwikkeling en werden vaak gemeden door projectontwikkelaars.

BOEi projecten waarbij sprake was van een bodemvervuiling zijn bijvoorbeeld de projecten bij stations. Op de stations werd gewerkt met allerlei smeermiddelen en oliën, met brandstoffen en kolen die opgeslagen werden en ook met zware metalen. Dit zorgt voor een hele gemêleerde bodemvervuiling. Een ander voorbeeld is ijzergieterij DRU in Ulft. Hier is de grond vervuild met VOCl omdat in het productieproces metalen werden ontvet met VOCl. Bij de bloembollenkwekerij in Hillegom was er sprake van oude ondergrondse olietanks en bij Veenhuizen is een vervuiling van TRI aangetroffen in de buurt van de voormalige schilder werkplaats omdat hiermee de te schilderen onderdelen werden ontvet.

De schilderswerkplaats in de remise van Gemeente Vervoerbedrijf Arnhem in 1944, Gelders Archief: 6689-1583, fotograaf Renes, CC-BY-4.0 licentie.
De schilderswerkplaats in de remise van Gemeente Vervoerbedrijf Arnhem in 1944, Gelders Archief: 6689-1583, fotograaf Renes, CC-BY-4.0 licentie

 

Sanering van bodemvervuiling

Een bodemvervuiling kan mobiel of immobiel zijn. Een immobiele vervuiling kan zich niet verder verspreiden en vormt hierdoor geen risico meer zodra de vervuiling zelf niet meer toegankelijk is. Zulke vervuilingen worden regelmatig afgedekt en voorzien van een groene leeflaag waardoor het bijvoorbeeld een park(je) wordt. Het vervuilde gebied wordt zo weer een leefbare locatie.

Bij een mobiele vervuiling wordt eerst onderzocht of, in welk tempo en in welke richting de vervuiling zich verspreid. Op het moment dat dit zorgt voor een negatief effect op de omgeving wordt overgegaan op actieve sanering. De vervuiling wordt aangepakt door het weg te pompen, schoon te maken, of de natuurlijke afbraak van de vervuiling te versnellen. Als er meerdere vervuilingen op één locatie zijn kunnen ze elkaar beïnvloeden en afbreken. Sommige vervuilingen worden afgebroken door bacteriën. Deze bacteriën kunnen een handje geholpen worden door ze extra voedingsstoffen te geven waardoor ze de vervuiling sneller afbreken. Vaak wordt hiervoor melasse geïnjecteerd in de grond via injectiefilters, melasse zijn restanten bij de productie van suiker.

Hoe lang het reinigen van een locatie duurt hangt af van de omvang, de soort verontreiniging en de risico’s.

Bij BOEi projecten waar sprake is van bodemvervuiling wordt altijd functiegericht gesaneerd. Dit betekent dat je niet meer verwijdert dan nodig is om de nieuwe functie veilig te laten zijn. Eerst wordt gekeken wat het risico van de vervuiling is. Kan het voor de gebruiker? Kan het voor de omgeving? Vormt het geen bedreiging voor nabijgelegen waterwingebieden? Zo wordt bepaald wel saneringsniveau noodzakelijk is. Waar mogelijk wordt gekozen voor een gebiedsgerichte aanpak in samenwerking met het bevoegd gezag (vaak een omgevingsdienst of gemeente/provincie). De vervuilingen liggen in oude industriegebieden namelijk vaak op meerdere plekken en niet alleen rondom het monument waar BOEi eigenaar van is.

Daarnaast proberen we zo min mogelijk vervuilde grond af te voeren. Waar het kan, wordt vervuilde grond op de locatie zelf veilig hergebruikt. Door de grond op of nabij de locatie te houden voorkomen we transport van vervuilde grond en zijn er geen reststromen. Bij mobiele vervuiling wordt ingezet op het stimuleren van de natuurlijke afbraak.

Een lekkende tank op het spoor in Arnhem in 1979. Gelders Archief: 6223-0002, Gerth van Roden Fotografie, CC-BY-NC-ND-4.0 licentie.
In de achtergrond een lekkende tank op het spoor in Arnhem in 1979. Gelders Archief: 6223-0002, Gerth van Roden Fotografie, CC-BY-NC-ND-4.0 licentie.

Wet en Regelgeving

De wetgeving rondom bodemvervuiling en de aandacht voor het (voorkomen van) vervuilde bodem is relatief jong. Het begon in 1979 met een nieuwbouwwijk in Lekkerkerk waar chemisch afval gevonden werd onder de woningen. De wijk moest volledig worden afgegraven. Dit zorgde voor veel aandacht voor het onderwerp, en was een impuls voor verder onderzoek en het ontwikkelen van wet en regelgeving. De Wet Bodembescherming ging in 1987 van kracht. Vanaf dat moment was degene die de vervuiling veroorzaakte verantwoordelijk en verplicht de vervuiling te verwijderen (Zorgplicht). Vervuilingen van voor 1987 vielen daarbuiten en werden toen nog verwijderd op kosten van de overheid. In de jaren 80 is veel gesaneerd (schoongemaakt). Toen werden vaak alle verontreinigingen weggehaald, door de grond af te graven of de vervuiling aan het grondwater te onttrekken. In de jaren negentig bleek dat er zo veel bodemverontreinigingen waren dat het niet haalbaar was om deze allemaal op kosten van de overheid te verwijderen. Daarom veranderde de insteek: de grond hoefde niet meer volledig schoongemaakt te worden maar werd functiegericht en kosteneffectief volgens de Wet bodembescherming gesaneerd. Het is gericht op een aanvaardbaar risico die past bij de bestemming van de grond. Hierbij wordt iedere keer gekeken naar de risico’s op drie gebieden: humaan, ecologie en verspreiding.

In de polygonale loods in Tilburg zijn de vloeren voorzien van smeerbaden. Hier in 1994. Bron: Regionaal Archief Tilburg, TLB023000745_005
In de polygonale loods in Tilburg zijn de vloeren voorzien van smeerbaden. Hier in 1994. Bron: Regionaal Archief Tilburg, TLB023000745_005
Een van de smeerbaden na de herbestemming. Bron: Jan van Dalen fotografie
Een van de smeerbaden na de herbestemming. Bron: Jan van Dalen fotografie

Met dank aan Willem Post van DAGNL.nl

Bronnen:

Foto header: Chemische stoffen in Lekkerkerk worden opgegraven, 24 april 1980. Bron: fotocollectie Anefo, Nationaal Archief, Den Haag, nummertoegang 2.24.01.05, bestanddeelnummer 930-7893

Door Kim Heuvelmans

>> lees hier de andere edities van de BOEi Blog