Geef cultureel erfgoed een nieuwe toekomst en steun BOEi! - Doe mee

Werken in de Dongecentrale Geertruidenberg 1

14_Dongecentrale voor de oorlog.jpg

Cor Knoop (1942, Made) was niet de eerste telg uit de familie die in de Dongecentrale werkte. Zijn vader Frans Knoop geboren in 1898 werkte er ook zijn hele leven. Cor groeide dus op met de verhalen van de Dongecentrale en de lastige crisisjaren van voor de Tweede Wereldoorlog. Cor Knoop vertelt:  

 “Mijn vader Frans Knoop, ook uit Made, is hier al begonnen als autogeen lasser in 1919. Inderdaad is dat het eerste jaar dat de Dongecentrale 1 open ging. Dat ze nu de Donge 2 willen behouden is prachtig, maar die Donge 1, dat was pas een prachtige centrale (zie foto)! Die hadden ze nooit moeten slopen. Ik heb hem nog in bedrijf gezien in de jaren 70. Mijn vader kon er mooi over vertellen. Er was veel kameraadschap in zijn tijd, een periode die verder ook heel karig kon zijn, want het was vaak sappelen vóór de oorlog.”

“Zo vertelde mijn vader regelmatig over de douches. Wij vinden het nu normaal om elke dag te douchen, maar dat was toen heel ongewoon. In die tijd had 90% van de huizen hier geen douche! Maar de Dongecentrale had wel douches, omdat het werk met die kolen best vuil en vies was. Dus op zaterdagen, als de dienst er op zat, dan kwam heel Geertruidenberg en Made naar de Dongecentrale om te douchen. Van thuis kreeg de man schone kleren mee in een papieren zak achter op de fiets. Één keer op zaterdag douchen, en daarna verschonen en ze waren voor de hele week klaar. Het was het gesprek van de zaterdag: ‘Hé Frans, hedde nog lekker gedouched?’, ‘Jazeker, woar lekker!’… zo ging dat in Made.”

De crisistijd van de jaren 30, ver voor dat Cor geboren werd, maakte grote indruk op de mensen. Cor heeft zijn vader daarover nog vaak over horen vertellen: “De economische crisis was pijnlijk voor het PNEM personeel. Mijn vader fietste elke ochtend langs het gemeentehuis. Daar stond dan al een hele rij werkeloze mensen te wachten voor het loket van de steun (werkelozenuitkering). Maar mijn vader en zijn collega’s konden wél door fietsen naar hun werk op de centrale. Dat leverde pijnlijke verschillen op in het dorp.”

“Het personeel van de PNEM kreeg ook pensioen. Dat was voor die tijd ook heel apart en moest de vakbond zich de blaren op de lippen voor praten, ook bij het personeel. De mensen begrepen eerst niet waarom je een stuk van je loon niet meteen in handen kreeg. Men geloofde niet dat dat zou goedkomen. Als je bij een boer ging werken, dan kreeg je wel meteen uitbetaald en had je wat extra. Bij de PNEM kon dat niet dus had je ook nooit iets extra. Toch hebben die generaties nog een heel mooi pensioen kunnen opbouwen. Pas de laatste jaren is dat aan het verwateren voor de mensen die nu nog aan het werk zijn. We komen er nu achter dat het vroeger zo slecht nog niet was.

Foto: Afbeelding van de Dongecentrale 1 uit de presentatie ‘100 jaar stroom’ van Cor Knoop, oorspronkelijke bron niet bekend.